Impressionisme

1870-1910  


In de negentiende eeuw werden de vernieuwing en vooruitgang 'moderniteit' genoemd. Het leidde tot de opvatting dat de mens ook 'modern' zou moeten leven en denken. De vormgeving daarvan in de kunst wordt modernisme genoemd. Het modernisme ontstond in Europa eind 19e eeuw. De Franse Impressionisten legden met hun vernieuwende werkwijze een basis voor de artistieke ontwikkelingen in de 20e eeuw, zij worden daarom ook de eerste avant-garde kunstenaars genoemd. Het impressionisme is een belangrijke stroming, omdat het alle bestaande opvattingen over kunst ter discussie stelde.

Het impressionisme verving de conceptuele benadering, waarbij het idee en conventionele opvattingen over de voorstelling en vormgeving van een schilderij centraal stonden. In plaats daarvan gingen kunstenaars uit van een directe, visuele ervaring. Een stabiele, vaststaande wereld werd verruild voor veranderlijke impressies.

Het impressionisme is ook een van de eerste kunststromingen waarbij kunstenaars bewust een groep vormden. Kunstenaars organiseerden samen tentoonstellingen en presenteerden zich als een eenheid. Ook nieuw was de opkomst van de kunsthandelaar in de 19e eeuw. Deze adviseerde, bemiddelde en bracht het werk van kunstenaar onder de aandacht. Dankzij de kunsthandelaar werden schilders minder afhankelijk van de jaarlijkse Salon in Parijs. De kunsthandelaar maakte de avant-garde beweging mogelijk. Door de drukpers, lithografie en fotografie kon deze het publiek, dat de nieuwe kunst niet altijd begreep, voorlichten. Een gevolg was ook dat er veel geschreven werd over kunst. De kunsthistoricus en de kunstcriticus werden belangrijke figuren, en de kunsthandel kwam tot bloei.

De schrijver Charles Baudelaire schreef in 1863 in le peintre de la vie moderne dat er voor kunstenaars een nieuw tijdperk was aangebroken: zij moesten het moderne leven vastleggen.



In 1874 was op een tentoonstelling een schilderij te zien van Claude Monet met de titel: Impression, soleil levant. Het was een schetsmatige studie, gemaakt op de kade van Le Havre, die meestal werden gemaakt als voorstudie voor schilderijen die in het atelier werden uitgewerkt. Monet vond dat zo’n schets een eigen kwaliteit had, en tentoongesteld kon worden als zelfstandig kunstwerk. Het schilderij ging eigenlijk niet over de plaats (de haven van Le Havre), maar over het tijdstip van de dag waarop het gemaakt was. Monet had de lichteffecten en sfeer van de zonsopgang vastgelegd in kleurtoetsen. Hij wilde de stemming, de sfeer weergeven van dat moment, en was vooral geïnteresseerd in de snel veranderende kleurnuances. Het was niet zijn bedoeling om een ‘illusie van de werkelijkheid’ te geven zoals men dat van kunstschilders gewend was.

Voor de traditionele kunstliefhebbers was dit een schokkende benadering. Een criticus noemde Monet spottend een 'impressionist'. Hoewel dit negatief bedoeld was, vatten Monet en zijn geestverwanten het op als een geuzennaam. De term 'impressionisme' werd al snel gebruikt voor de stijl waarin met een kleurig palet de verf snel en direct op het doek werd aangebracht om de kleur en het licht te vangen. Voor de impressionisten was observatie heel belangrijk: goed kijken en de wisselende kleurnuances van het moment vastleggen.

De impressionisten maakten geen ‘kopieën’ van de werkelijkheid. Gebruikten vorige generaties kunstenaars hun kunst om een verhaal te vertellen of een boodschap te verkondigen, de schilderijen van de impressionisten waren puur l’art pour l’art, kunst om de kunst.

De onderwerpen die de impressionisten kozen waren uit het leven gegrepen: wandelaars, bootjes op de Seine, mensen op een terras, in een bloementuin of bij een picknick. In navolging van de schilders van Barbizon werkten zij buiten met olieverf uit tubes, maar maakten ook studies met aquarelverf en pastelkrijt.

John Singer Sargent - links: aquarel met Eliza Wedgewood en mevr. Sargent 1908
rechts: olieverfstudie met Claude Monet, schilderend aan een bosrand 1885
De Franse Impressionisten ontdekten dat kleuren in het landschap door het wisselende licht op verschillende momenten van de dag of in verschillende jaargetijden steeds veranderen. Deze veranderingen probeerden zij vast te leggen in series schilderijen op dezelfde locatie, onder verschillende weersomstandigheden. Zij schilderden wat ze zagen "en plein air" (in de open lucht).

Bekende voorbeelden van studies van het wisselende licht zijn de series schilderijen die Monet maakte van hooibergen, de Engelse parlementsgebouwen en de kathedraal van Rouen.

Een impressionistisch schilderij is een op waarneming gebaseerde indruk van licht, kleur en schaduw.
Door de uitvinding van de fotografie konden schilders zich richten op het onbevangen waarnemen, want voor een exact gelijkende afbeelding waren er nu camera's beschikbaar. In de compositie van sommige impressionistische schilderijen komt ook afsnijding voor, iets wat voor de fotografie ondenkbaar was.

Ook zag men dat schaduwen niet altijd uit grijzige of bruine tinten bestaan, maar soms een zuivere kleur hebben.

kunstenaars:

Éduard Manet - 1832-1883 - academisch opgeleide schilder met belangstelling voor kleur. Hij veroorzaakte schandalen met le déjeuner sur l'herbe (1863) en l'Olympia (1865). Manet maakte een einde aan de tegenstelling tussen neoclassicisme en romantiek door te kiezen voor een realistischer stijl. Werkte veel samen met de groep impressionisten, waaronder Berthe Morisot. Manet werd vaak geweigerd voor de Salon, maar kreeg later erkenning.



Claude Monet - 1840-1926 - geïnspireerd door Manet werd Monet de meest impressionistische schilder. In 1889 begon hij met het maken van series: wisselende licht en kleurimpressies van hetzelfde onderwerp op verschillende momenten van de dag. Van de kathedraal van Rouen maakte hij zo 40 versies.
Claude Monet -hooibergen 1890-1891
Pierre-Auguste Renoir - 1814-1919 - kunstenaar die via de school van Barbizon het impressionisme ontdekte. Hij koos voor een koelere kleurstelling en nauwkeurig opgebouwde vormen, als in les Baigneuses. Later keerde hij terug naar warme kleuren en vrijere penseelvoering. 
drie schilderijen van Pierre-Auguste Renoir
Camille Pissarro -1830-1903 - richtte zich onder invloed van Corot en Millet op het landschap en ontdekte via Manet en Engelse schilders het impressionisme. Pissarro was mentor van Vincent van Gogh, die hij nieuwe technieken met heldere kleuren bijbracht, en raakte bevriend met Paul Cézanne. Hij experimenteerde met het pointillisme, en paste de kleurtheorie van het impressionisme meest consequent toe. Op latere leeftijd schilderde hij het licht, het weer en de dynamiek van steden als Parijs of Rouen
Camille Pissarro - Parijs in 1897 (lenteochtend), 1898 (voorjaar) en 1901 (middag)
Alfred Sisley - Engelse schilder die op de Franse Ecole des Beaux Arts Renoir en later andere impressionisten ontmoette. Exposeerde op de Salon des Réfusés tot hij in Frankrijk erkenning kreeg voor zijn zuiver impressionistisch uitgewerkte landschappen.
Alfred Sisley  landschappen
Berthe Morisot -  1841-1895 - leerlinge van Corot en de eerste vrouw die zich aansloot bij de impressionisten. Werkte samen met Manet, zij schilderde vooral vrouwen en kinderen in doordachte composities en heldere kleuren met een sterk impressionistische toets.
 Berthe Morisot - de schommelwieg 1872 - in de eetkamer 1875 - een zomerdag 1879
Mary Cassatt - 1844-1926 - Amerikaanse schilderes die zich in 1874 in Parijs aansloot bij de impressionisten, en veel bijdroeg aan de populariteit van deze schilders in de VS. Ook haar schilderijen van huiselijke taferelen en vrouwen werden daar bewonderd. Cassatt exposeerde regelmatig in de Salon.
Mary Cassatt -het kinderbad (olieverf) 1893 -Sara en haar moeder met de baby (pastel) 1901 -ontbijt op bed (olieverf)1897
Edgar Degas - 1834-1917 - schilder (en beeldhouwer) met een klassieke opleiding die overstapte naar het impressionisme. Hij koos vooral de mens in het theater tot onderwerp.
Edgar Degas - het bad  - in het theater  - jonge ballerina
Gustave Caillebotte - 1848-1894 - begon pas op latere leeftijd te schilderen in een realistische stijl. Hij was opgeleid tot zowel jurist als ingenieur en kwam uit een gegoede familie. Caillebotte ondersteunde de impressionisten door werk van hen te kopen. Zijn stadsgezichten en interieurs met opmerkelijke afsnijdingen en perspectief zijn beïnvloed door de fotografie.
Gustave Caillebotte
Hollands impressionisme

Onder invloed van de Franse impressionisten waren er ook in Nederland schilders die kozen voor een impressionistische manier van schilderen. Zij werkten samen in de Haagse school en de Amsterdamse school
Omdat het weer in Nederland anders is dan in Frankrijk (en daardoor ook het licht en de kleuren), heeft het Nederlandse impressionisme vaak gedemptere kleuren.

de Haagse school

Johan Jongkind - 1819-1891 - was een voorloper van het impressionisme en lid van de School van Barbizon. In 1846 vertrok hij naar Parijs waar hij in contact kwam met schilders als Courbet, maar hij ook de verleidingen van de Franse café's leerde kennen. Reizend tussen Frankrijk en Nederland schilderde hij vele stemmige landschappen met molens, schaatsers en havengezichten. Jongkind worstelde echter voortdurend met financiële en fysieke problemen.
Johan Jongkind
Jozef Israëls - 1824-1911 - leefde in de oversgangstijd van romantiek naar impressionisme. Schilderde aanvankelijk historiestukken, na 1854 vooral het vissersleven, landschappen, figuurstukken en portretten van kinderen aan het strand. Maakte sociaal realististische schilderijen onder invloed van het werk van Millet. Jozef Israels toonde de barre levensomstandigheden van de vissers en hun gezinnen, die dag in dag uit moesten ploeteren voor hun bestaan.
Jozef Israëls  - moeder en kind - kinderen der zee 1872  - twee kinderen
Anton Mauve - 1838-1888 - had contact met Vincent van Gogh en vestigde zich later in Laren. Mauve werkte niet buiten, maar maakte houtskoolschetsen in de natuur. In zijn atelier nam hij de voorstelling en compositie over op doek en werkte daarna de kleur, toon en structuur bij. Zijn schilderijen van stemmige heidegronden met schapen waren populair. Zijn kunst was opgebouwd met grijzen en bruinen, met toon en niet met kleur, maar in Laren werd zijn palet impressionistischer.
Anton Mauve  -  herderin met schaapskudde  -  moestuin in Laren
Jacob Maris - 1837-1899 -  de oudste van drie broers uit Den Haag. Jacob leerde in Parijs Henri Fantin-LatourCorot en de School van Barbizon kennen. Maakte impressionistische landschappen in grijs-nevelige kleuren.
Jacob Maris - stadsgezicht met koepelkerk  -  jaagpad  -  dochter met bloemen in het gras
Matthijs Maris  - 1839-1917 - schilderde religieus getinte thema's. Deze talentvolle broer van Jacob en Willem leed in Parijs honger, omdat hij geen werk wilde maken waar hij niet achter stond. Hij vertrok in 1877 naar Londen, en voelde zich daar verwant met de prerafaelieten. 
Matthijs Maris  -thuiskomst van de verloren zoon  -  Meisje aan de pomp  - Meisje met geit en lam 1872
Willem Maris - 1844-1910 - de jongste van de drie broers. Willem Maris schilderde vooral landschappen met dieren, zoals koeien aan een plas en eenden aan de slootkant. Hij stelde echter: 'Ik schilder geen koeien, maar licht'.
Willem Maris  -koeien in een drassig weiland  -  koe bij de sloot  -  eenden aan de slootkant
Hendrik Willem Mesdag - 1831-1915 - schilder van schepen op zee, zijn bekendste werk is het Panorama Mesdag. Hij was ook kunstverzamelaar met een eigen museum
detail van panorama Mesdag
de Amsterdamse school

George Hendrik Breitner - 1857-1923 - legde met behulp van fotografie de beweging en het licht van het mistige, verregende Amsterdamse stadsleven vast in snelle penseelstreken. Hij zag zichzelf als 'schilder van het volk'. Een favoriet onderwerp was de cavalerie met paarden, hij assisteerde Mesdag door paarden op het strand van zijn Panorama te schilderen. In navolging van de grote belangstelling voor Japanse kunst schilderde hij meisjes in kimono. Breitner liet naast vele stadsgezichten ook portretten, stillevens, naakten een grote collectie foto's na.
George Hendrik Breitner
Isaac Israëls  - 1865-1934 - Isaac, de zoon van Jozef, was geïnteresseerd in kleur. Zijn door Franse collega's beïnvloedde werk maakte de Hollandse impressionisten beroemd. Hij werkte in Amsterdam, Parijs, Londen en op Bali, maar betrok later het atelier van zijn vader in Den Haag. Hieronder twee schilderijen en een tekening met het onderwerp 'ezeltjerijden'.
Isaac Israëls -ezeltje rijden op het strand van Scheveningen
kenmerken van het impressionisme:

• onderwerpen uit de directe omgeving, alledaagse taferelen: observatie is belangrijk
• poging om de lichtval van het moment weer te geven
• licht, kleur en atmosfeer zijn van belang
plein-air schilderen: snelle en directe schildertechniek
• kleur in de schaduwen
invloed van de fotografie
• toevallige composities en abrupte afsnijdingen


De nadruk ligt op licht en kleur, een vlotte hanteringswijze met vegen en toetsen, verf wordt soms op het doek gemengd, geen omtreklijnen, weinig gebruik van zwart en afsnijdingen zoals je die ook op foto’s ziet.

beeldhouwkunst

Auguste Rodin - 1840-1917 - wilde met zijn werkwijze het ontstaansproces van een beeld laten zien. Hij werkte klei of brons niet glad af, maar liet vingerafdrukken en onregelmatigheden zichtbaar. Het licht dat over dit onregelmatige oppervlak valt, geeft zijn beelden beweeglijkheid.
Beelden van Rodin zijn de Denker (1881), de kus (1886), de Burgers van Calais (1888) en een portret van Honoré de Balzac (1898).



l i c h t   e n   k l e u r 

De natuur kent geen lijnen of punten, daarom is kleur het belangrijkste aspect van de schilderkunst. Wij nemen kleuren waar, maar het is geen vast verschijnsel: kleur en vorm veranderen voortduren door de veranderingen van het licht.

De natuurwetenschap ontdekte dat waarneming ontstaat doordat wit licht op een voorwerp valt, en vervolgens door het belichte object weer wordt teruggekaatst. De teruggekaatste lichtvlekken worden op ons netvlies herkend als vorm en kleur. De impressionisten probeerden bij de directe waarnemen te blijven, en vooral weer te geven wat op het netvlies viel: het licht en de kleur.
Licht is natuurkundig gezien (net als geluid) deel van het elektromagnetisch spectrum: het bestaat uit golven. Onze ogen zijn gevoelig voor een heel klein deel van het spectrum. Alleen de golflengten van 380 tot 780 nanometer kunnen we zien. Het ultraviolet en infrarood kunnen we met het blote oog niet waarnemen.



Het licht zelf kunnen wij ook niet zien. We zien pas iets van het spectrum als het weerkaatst wordt door de dingen om ons heen: dan verschijnen de verschillende lichtgolven als kleur. Ook wanneer het licht door een prisma of regendruppels wordt ‘gebroken’ kunnen we de verschillende golflengtes waarnemen. Doordat licht op verschillende manieren gereflecteerd wordt, ontstaan steeds andere kleurnuances.

Wanneer alle golflengtes van licht op een voorwerp worden weerkaatst, zien wij het als wit. Wanneer er niets wordt weerkaatst, zien wij een zwart voorwerp.

kleur mengen

Het mengen van licht (golven) werkt anders dan het mengen met verf (pigmenten).
De primaire kleuren van LICHT zijn rood, blauw en groen (waarvoor 3 soorten kegeltjes in ons oog gevoelig zijn) Gemengde licht-primairen zien wij als wit.
Mengen met licht noemt men additieve kleurmenging (omdat er bij het mengen meer licht wordt toegevoegd)

De primaire kleuren van VERF zijn rood blauw en geel. Meng je ze, dan krijg je zwart. Het mengen met verf noemt men subtractief omdat de kleur (steeds) donkerder wordt: je voegt toe. 

de kleurencirkel van Johannes Itten

De eersten die een kleurenleer ontwikkelden waren Newton en Goethe, maar de kleurenleer die het meest wordt toegepast is ontwikkeld door de schilder Johannes Itten. 

Newton toonde aan dat wit licht is samengesteld uit alle kleuren van de regenboog. Als je een lichtstraal door een prisma valt, wordt het licht ‘gebroken’. Het witte licht spitst zich in verschillende kleuren, het spectrum. Goethe zag dat uit het donker een koel hemelsblauw zichtbaar wordt, en geel uit het licht. Voor Goethe waren blauw en geel de twee basiskleuren.
Kleuren werden door Johannes Itten verdeeld in drie groepen:
· primaire kleuren
· secundaire kleuren
· tertiaire kleuren

De kleurencirkel van Itten is gebaseerd op het mengen van verf. Aan de binnenkant zijn de primaire kleuren: rood (magenta), geel en blauw (cyaan). Hiermee kunnen de secundaire kleuren gemengd worden: groen, oranje en paars. De tertiaire kleuren ontstaan door secundaire kleuren te mengen met primaire kleuren.

Door wit of zwart aan een kleur toe te voegen wordt een kleur lichter of donkerder. Gemengd met wit (verhelderd) of zwart (verdonkerd) verandert de verzadiging. Verzadigde kleuren zijn de zuiverste, pure kleuren, zoals in de kleurencirkel te zien zijn.

kleurcontrasten

Kleuren kunnen elkaar versterken of verzwakken door de invloed die zij in onze waarneming op elkaar hebben. Itten noemt 7 verschillende kleurcontrasten:


  • kleur-kleur contrast: verschillende verzadigde, en/of verhelderde en verdonkerde kleuren in een bonte samenstelling.  
  • complementair contrast: Het sterkste kleurcontrast bestaat tussen kleuren die tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen. 
  • licht-donker contrast: lichtdonker contrast kan ontstaan tussen twee kleuren, bijvoorbeeld geel en paars, maar ook tussen verschillende nuances (of tonen) van één kleur.  
  • kwaliteitscontrast: contrast tussen sterke, verzadigde kleuren, en zwakke, verhelderde of verdonkerde tinten. 
  • warm-koud contrast: tinten rood-oranje maken een warme indruk. Tinten rondom de kleur blauw maken een koele indruk. De warmte van een kleur in een schilderij kan door het warm-koud contrast versterkt worden, door er een koele kleur naast te zetten.  
  • simultaancontrast: als een bepaalde kleur sterk aanwezig is, komt de complementaire kleur als nabeeld naar voren.  De grijze vlakjes hieronder lijken daardoor een andere tint te hebben.

  • kwantiteitscontrast: er kan een contrast ontstaan door van een kleur heel veel, en van een andere kleur heel weinig te gebruiken.